Transcript
Bestnr. 13 16 95
LCR multimeter VC-4095
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2005 by CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: www.conrad.nl E-mail:
[email protected]
Belangrijk! Beslist lezen!
Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikneming en het gebruik. Lees deze handleiding zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet in acht nemen van deze handleiding, vervalt het recht op garantie! Wij zijn niet aansprakelijk voor schades en letsel die daarvan het gevolg zijn. Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig!
Inhoudsopgave
pagina
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
2 3 5 6 9 13 13
1.
Introductie Veiligheidsaanwijzingen Beschrijving van de bedieningselementen Gebruik van de multimeter Uitvoeren van metingen Onderhoud en kalibrering Technische specificaties en meettoleranties
Introductie
Geachte klant, Met de LCR- digitale multimeter VC-4095 heeft u een apparaat aangeschaft dat gemaakt is volgens de laatste ontwikkelingen in de techniek. Om deze toestand zo te houden en zeker te zijn van gebruik zonder gevaar, dient u zich als gebruiker te houden aan deze gebruiksaanwijzing! Deze meter is voorzien van meerdere bijzonderheden, die menige meting zinvol aanvullen: opslag van de maximale meetwaarden, meting van inductiviteiten (spoelen), meten van capaciteiten (condensatoren) resp. aanduiding van de puls-/ pauzeverhouding van een rechthoeksignaal in %. De DMM (Digitale MultiMeter) kan zowel voor uw hobby als beroepsmatig of op scholen universeel ingezet worden. Bij vragen kunt u zich wenden tot onze Technische Helpdesk: Tel: 053 – 42 85 480 Fax: 053 – 42 80 028 E-mail:
[email protected]
2
2. Veiligheidsaanwijzingen -
Deze meter is gebouwd en getest volgens DIN 57 411 deel 1/ VDE 0411 deel 1, veiligheidsmaatregelen voor elektronische meetapparatuur en heeft de fabriek in veiligheidstechnisch perfecte staat verlaten. Om deze toestand zo te houden en zeker te zijn van gebruik zonder gevaar, dient u zich als gebruiker te houden aan de veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen in deze gebruiksaanwijzing!
-
Deze meter mag alleen gebruikt worden in meetcircuits die zelf met 16A afgezekerd zijn resp. waarin geen grotere capaciteiten dan 4000 VA kunnen optreden. De meter mag niet gebruikt worden in installaties uit de overspanningscategorie II volgens IEC 664. De meter en de meetsnoeren zijn niet beschermd tegen lichtboogexplosies (IEC 1010-2-031, hfst. 13.101).
-
Meetapparatuur hoort niet in kinderhanden!
-
In commerciële instellingen dient u zich te houden aan de ARBO- voorschriften.
-
In scholen, opleidingsinstituten, hobby- en doe-het-zelf- werkplaatsen dient het omgaan met meetapparatuur gecontroleerd te worden door geschoold personeel.
-
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen kunnen spanningvoerende delen blootgelegd worden. Ook aansluitpunten kunnen spanningvoerend zijn. Voor een kalibrering, onderhoud, reparatie of voor het vervangen van onderdelen of modules, moet het apparaat losgekoppeld zijn van alle spanningsbronnen en meetcircuits, als het openen van het apparaat noodzakelijk is. Een kalibrering, onderhoud of een reparatie aan het geopende apparaat onder spanning mag alleen uitgevoerd worden door een VAKMAN, die vertrouwd is met de daaraan verbonden gevaren resp. met de desbetreffende voorschriften VDE-01 00).
-
Condensatoren in het apparaat kunnen nog geladen zijn, zelfs als het apparaat van alle spanningsbronnen en meetcircuits losgekoppeld is.
-
U dient zich er van te overtuigen, dat er alleen zekeringen van het aangegeven type en de aangegeven nominale stroomsterkte gebruikt worden ter vervanging. Het gebruik van gerepareerde zekeringen of het overbruggen van de zekeringhouder is niet toegestaan. Voor het vervangen van de zekering koppelt u de meter los van het meetcircuit en schakelt u hem uit. Verwijder alle aangesloten leidingen en testpunten. Neem een passende kruiskopschroevendraaier en open de behuizing voorzichtig. Verwijder de defecte zekering(en) en vervang deze door een zekering van hetzelfde type en dezelfde nominale stroomsterkte (0,5A flink, 250 V; gebruikelijke aanduiding: F 0,5A/250V resp. 10A flink, 250 V; gebruikelijke aanduiding: F 10A/250V. Sluit vervolgens de behuizing weer en schroef deze zorgvuldig dicht in omgekeerde volgorde.
-
Neem de meter pas weer in gebruik, als de behuizing gesloten en weer dichtgeschroefd is.
-
Wees bijzonder voorzichtig bij het omgaan met spanningen groter dan 25 V wissel- (AC) resp. groter dan 35 V gelijkspanning (DC). Reeds bij deze spanningen kunt u bij het aanraken van elektrische leidingen een levensgevaarlijke elektrische schok krijgen.
3
-
Schakel eerst de spanningsbron stroomloos, verbind de meter met de aansluitingen van de te meten spanningsbron, stel op de meter het benodigde spanning- meetbereik in en schakel pas daarna de spanningsbron in. Na beëindiging van de meting schakelt u de spanningsbron stroomloos en verwijdert u de meetsnoeren van de aansluitingen van de spanningsbron.
-
Overtuig u er voor elke spanningsmeting van, dat de meter zich niet in het stroommeetbereik bevindt.
-
Voor elke wisseling van het meetbereik dient u de meetpunten van het meetobject te verwijderen.
-
Controleer voor elke meting uw meter resp. uw meetsnoeren op beschadiging(en).
-
Gebruik voor het meten alleen de meegeleverde meetsnoeren. Alleen deze meetsnoeren zijn toegestaan.
-
Om een elektrische schok te vermijden, moet u er op letten dat u de punten van de meetsnoeren en de te meten aansluitingen (meetpunten) tijdens de meting niet, ook niet indirect, aanraakt.
-
Vermijd voor uw eigen veiligheid beslist het vochtig of nat worden van de meter resp. van de meetsnoeren.
-
Werk met deze meter niet in ruimtes of bij ongunstige omgevingscondities, waarin/-bij brandbare dampen of stoffen aanwezig (kunnen) zijn.
-
De spanning tussen een willekeurige bus van de meter en aarde mag niet groter zijn dan 500 VDC of 500 VAC.
-
Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, dient u het apparaat buiten werking te stellen en te beschermen tegen het per ongeluk in werking stellen door derden. U kunt aannemen dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, als – het apparaat zichtbaar beschadigd is, - het apparaat niet meer werkt en – na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden – na transport onder moeilijke omstandigheden.
-
Schakel de meter nooit gelijk in, als hij van een koude naar een warme ruimte wordt gebracht. Het daarbij ontstaande condenswater kan onder omstandigheden uw meter vernielen. Laat het apparaat oningeschakeld op kamertemperatuur komen.
4
3. Beschrijving van de bedieningselementen
1. MAX- toets Met deze toets wordt de hoogste waarde opgeslagen/ vastgehouden. 2. DC/ AC – toets Met deze toets schakelt u om van de meting van gelijk- naar wisselgroottes. 3. Capaciteits- (Cx) en spoelen- (Lx) meetsokkel In deze sokkel kunnen ongeladen capaciteiten resp. inductiviteiten gemeten worden. 3a. Transistor- meetsokkel Deze fitting is bedoeld voor het testen van de hfe- parameter van verschillende halfgeleiders met kleine capaciteit 4. Draaischakelaar voor het instellen van de verschillende werkingssoorten (spanningmeting, stroommeting enz.) 5. A- ingangsbus voor het meten van gelijk- en wisselstromen tot max. 10A. 6. mA- ingang Op deze ingang kunt u gelijk- en wisselstromen tot max. 200 mA meten. 7. COM- (-) ingangsbus (COM- resp. minaansluiting) 8. V-Ohm- (+) ingangsbus (= plusaansluiting) 9. LC- display (3 ½- pos., grootste aanduidingswaarde: 1999).
5
10. Overload- aanduiding “OL” Als er “OL” op het display verschijnt, betekent dit “overload” = overschrijding van het bereik. Let op! Let op de maximale ingangsgroottes. 11. MAX Maximum Zodra dit symbool op het display verschijnt, wordt de op dat moment grootste meetwaarde getoond, b.v. spanningsverhogingen = diode- test 12. AC = symbool voor wisselspanning of –stroom resp. DC = symbool voor gelijkspanning of – stroom 13. “-“ = minteken resp. symbool voor negatieve polariteit 14. hfe Dit symbool staat voor transistortest 15.
= batterijsymbool Als dit symbool op het display verschijnt, wordt het tijd de batterij te vervangen.
16. Verschillende maateenheden
4. Gebruik van de multimeter 4.1 Inleggen/ vervangen van de batterij Opdat uw apparaat feilloos functioneert, dient het voorzien te worden van een 9V- blokbatterij. Als het batterijsymbool op het display verschijnt, moet u de batterij vervangen. Handel daartoe als volgt: Koppel de meter los van het meetcircuit, verwijder de meetsnoeren van de meter, schakel de meter uit en draai met een passende schroevendraaier de bevestigingsschroeven van het batterijvakdeksel er uit. Verwijder het deksel nu voorzichtig. Maak de verbruikte batterij los van de aansluitclip en vervang de batterij door een nieuwe van hetzelfde type. Nadat de batterij vervangen is, legt u deze in het batterijvak en sluit dit weer zorgvuldig. Let op! Gebruik de meter in geen geval in geopende toestand. Levensgevaarlijk! Laat een verbruikte batterij nooit in de meter zitten, omdat zelfs tegen uitlopen beschermde batterijen kunnen roesten en er daardoor chemicaliën vrij kunnen komen die schadelijk zijn voor uw gezondheid resp. het batterijvak beschadigen. Verbruikte batterijen zijn klein chemisch afval in dienen daarom milieuvriendelijk verwijderd te worden (inzameldepots).
6
4.2 Aansluiten van de meetsnoeren Gebruik voor de metingen steeds alleen maar de meegeleverde meetsnoeren. Let voor elke meting op de toestand van de aansluitstekkers resp. van de testpunten alsmede op een onbeschadigde isolatie. Deze meetsnoeren zijn toegelaten voor spanningen tot max. 100 V. Uw meter, de Voltcraft 4095, is ontworpen voor spanning tot max. 1000 VDC resp. 750 VACrms. Wees bijzonder voorzichtig met spanningen groter dan 25 V wisselspanning resp. 35 V gelijkspanning. Let op! Overschrijd nooit de maximale ingangsgroottes, omdat er onder ongunstige omstandigheden voor u een levensgevaarlijke situatie kan ontstaan. 4.3 Opstelling van de meter (schuine stand) De meter heeft aan de achterkant een uitklapbare standaard. Daarmee kunt u de meter in een schuine stand zetten, wat het aflezen vergemakkelijkt. U kunt de VC-4095 ook aan deze standaard ophangen. 4.4 Ingebruikneming 4.4.1 Basisinstellingen Om een functie te kiezen, draait u de schakelaar voor de werkingssoorten naar de gewenste positie. Daardoor wordt de meter ingeschakeld. Voor het uitschakelen van de meter draait u de meetbereik- schakelaar naar de positie “0”. 4.4.2 Toetsbezettingen a) DC/ AC Druk op deze toets, als de schakelaar voor werkingssoort op spanning- (V) of op stroommeting (A) staat en u b.v. van gelijkspanningsmeting (DC) wilt omschakelen naar wisselspanningsmeting (AC). b) MAX Druk op deze toets, om de hoogste meetwaarde tot dit moment wilt vasthouden en bekijken. Druk nogmaals op de MAX- toets om deze MAX- functie weer te verlaten. 4.4.3 Sokkel- en busbezetting a)
Transistorsokkel hfe De vierpolige transistorsokkel bevindt zich links boven de stroommeetbussen. Steek de spanningloze transistoraansluitingen basis (B), emitter (E) en collector (C) zoals getekend in de buscontacten. b)
Sokkel voor capaciteitsmeting en meting van inductiviteiten. Steek de ontladen! condensator resp. de te meten spoel in de meetbussen. Let er op, dat de aansluitingen lang genoeg zijn, omdat dat anders tot foutieve metingen kan leiden. c)
Keuze voor werkingssoort = meetfunctieschakelaar (4)
Let op! De meetfunctieschakelaar mag tijdens de meting in geen geval verdraaid worden, omdat daardoor de meter vernield kan worden resp. er als gevolg daarvan voor u een levensgevaarlijke situatie kan ontstaan.
7
In een volledige cirkel gerangschikt, kunnen hier de verschillende basismeetbereiken, door draaien van de schakelaar, gekozen worden: mV = millivolt AC/ DC (milli = 10 exp. –3) V = Volt AC/ DC mA = milli- ampère Ac/ DC A = Ampère AC/ DC hfe = transistortest F = capaciteitsmeting = weerstandsmeting Ω [Afb.] = akoestische doorgangstester [Afb.] = diode- test DUTY%= meting van de puls-/ pauze- verhouding Hz = frequentiemeting H = meting van inductiviteiten (H = Henry) d)
10 A- bus Voor gelijk- en wisselstromen tot max. ! 10A moet het rode meetsnoer hier ingestoken worden. Let op! De meetfunctie- schakelaar mag bij de stroommeting in geen geval op spanningsmeting (mV of V) staan.
e)
mA- bus Voor gelijk- en wisselstromen tot max. ! 200 mA moet het rode meetsnoer hier ingestoken worden, maar alleen als de meetfunctieschakelaar in de positie “mA”staat.
f)
COM – Common bus Hier moet voor alle metingen, behalve bij de capaciteit- en hfe- metingen, het zwarte meetsnoer ingestoken worden (Common- bus betekent minus- of “-“ of massa- bus).
g)
V/Ohm- bus Het rode meetsnoer moet in deze bus gestoken worden, als u spanning- of frequentiemetingen, doorgangstests, diodetests of logische tests wilt uitvoeren.
4.4.4 Display- (aanduiding)- uitleg en symbolen boven de werkingssoorten A) Digitale aanduiding het display kan waarden tot “1999” weergeven, waarbij de polariteit (-) automatisch weergegeven wordt (bij negatieve spanningen resp. omgekeerde polariteit). Er zijn bovendien nog 3 decimale posities. a) Diode- test De waarde die aangegeven wordt, is de doorlaatspanning bij ca. 1 mA teststroom. Het meetbereik bedraagt hier 0 tot 3 V. b) Doorgangstest Met deze functie kunt u de doorgang van spanningloze leidingen, steekverbindingen of zekeringen akoestisch en optisch (aanduiding van de meetwaarde) testen. c) Negatieve polariteit Bij verwisselde meetsnoeren resp. bij negatieve polariteit verschijnt er een “-“- teken voor
8
de meetwaarde. d) Hz Frequentiemeting met deze functie zijn frequentiemetingen tot 15 MHz mogelijk. e) F capaciteitsmeting Het meetbereik voor capaciteiten maakt metingen van ontladen condensators van 2 nF tot 200 uF mogelijk. f) hfe transistortest Bij de transistortest wordt de hfe- parameter gemeten. g) Aanduiding voor het vangen van de batterij Een alkaline 9V- blokbatterij heeft in deze meter een gemiddelde houdbaarheid van ca. 200 uur. Ca. 8 uur voor “einde batterij” verschijnt het batterij- vervangingsymbool op het display. Tussen de aparte meetcycli wordt elke keer een batterij- check uitgevoerd. h) Alle overige symbolen, die voor de verschillende maateenheden staan: AC = wisselstroomgrootheid DC = gelijkstroomgrootheid mV = Millivolt (exp. –3) V = Volt KHz = Kilohertz (exp. –3) uF = microfarad (exp. –6) nF = nanofarad (exp. –9) = Ohm Ω KΩ = Kilo- Ohm (exp. 3) MΩ = Mega- Ohm (exp. 6)
5. Uitvoeren van metingen 5.1 Spanningsmeting Let op! Overschrijd in geen geval de max. toelaatbare ingangsgroottes. Max. 1000 VDC resp. max. 750 VAC rms. Raak geen (delen van) schakelingen aan, als u daarin spanningen > 25 VACrms resp. 35 VDC meet. Voor het meten van gelijk- of wisselstroomspanningen handelt u als volgt: 1. Zet de draaischakelaar in de gewenste positie (mV of V) 2. Druk op de DC/ AC- toets, afhankelijk of u gelijk- of wisselspanning wilt meten. Zodra er op het display “AC” verschijnt, bevindt u zich in het wisselspanning- meetbereik. 3. Verbind de meetsnoeren met het meetobject (last, schakeling, enz.). Elk van de vijf spanningsbereiken, of het nu gaat om wissel- of om gelijkspanning, heeft een ingangsweerstand van 10 Mohm (parallel aan < 100 pF). De wisselspannings- ingang is ACgekoppeld. Zodra er bij de gelijkspanningsmeting een “-“ voor de meetwaarde verschijnt, is de gemeten spanning negatief (of u heeft de meetsnoeren verwisseld). 5.2 Stroommeting Voor het meten van gelijk- of wisselstromen handelt u als volgt: 1. Zet de draaischakelaar op stroommeting (mA of A).
9
2. Druk op de DC/ AC- toets, afhankelijk van of u nu gelijk- of wisselstroom wilt meten. Zodra er op het display “AC” verschijnt, bevindt u zich in het wisselstroom- meetbereik. 3. Verbind de meetsnoeren in serie met het te meten object (zie onderstaande afbeelding).
Aanwijzing: Geen aanduiding van de meeteenheid (mA of A) op het display. Let op! Meet geen stromen in stroomcircuits, waarin hogere spanningen dan 250 V ACrms resp. VDC kunnen voorkomen, omdat er dan voor u een levensgevaarlijke situatie bestaat. Meet in geen geval stromen groter dan 10A. Meet alleen in stroomcircuits, die zelf met 16 A afgezekerd zijn resp. waarin geen capaciteiten groter dan 4000 VA kunnen voorkomen. Metingen van gelijkstromen gelijk aan 10A mogen max. 60 sec lang en alleen in intervallen van 15 minuten uitgevoerd worden. 5.3 Doorgangstest Met deze functie kunnen spanningloze leidingen, zekeringen, schakelingen enz. akoestisch getest worden op doorgang. Voor deze meting handelt u als volgt: Zet de draaischakelaar op [Afb.]. Aansluitend verbindt u de meetsnoeren met het meetobject. Let op! Meet geen geladen condensatoren, omdat anders door een mogelijke ontlading uw meter vernield kan worden. 5.4 Weerstandsmeting Let op! Overtuig u ervan, dat alle te meten (delen van) schakelingen, componenten alsmede andere meetobjecten beslist spanningloos zijn. Zet de draaischakelaar op weerstandsmeting (OHM). Nu verbindt u de testpunten met het meetobject. Als u een weerstandsmeting uitvoert, moet u er op letten dat de meetpunten, die u met de punten van de meetsnoeren aanraakt, vrij zijn van vuil, olie, soldeerlak of dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen de meetwaarde vervalsen. Bij weerstanden groter dan 2 MOhm kan het zijn dat het display enige tijd nodig heeft om te stabiliseren. Zodra er “OL” op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of het meettraject is onderbroken. 5.5 Diode- test Schakel de meter in. Zet nu de meetfunctieschakelaar (4) op
10
Nu verbindt u de testpunten met het meetobject, een spanningloze halfgeleider, de rode testpunt aan de anode, de zwarte meetpunt aan de kathode (deze wordt meestal gekenmerkt door een gekleurde ring, punt o.i.d.). Als u een diode- traject in doorlaatrichting test, zult u een spanning vanaf ca. 0,25 V (germanium) of 0,7 V (silicium) tot 2 V meten, voor zover het diodetraject niet defect is. Als u nu de testpunten omwisselt, dus rood aan de kathode en zwart aan de anode, dan controleert u de zgn. blokkeerrichting van het diodetraject. Als er “OL” getoond wordt, dan is de diode in orde. Als er daarentegen een waarde tussen 0 V en 3 V getoond wordt, dan heeft u of het meetobject verkeerd aangesloten of de diode is defect. Let op! Let er bij de diode- test op, dat de diode resp. de schakeling waar deze ingebouwd is, beslist spanningloos moet zijn. Alle aanwezige capaciteiten moeten ontladen zijn. 5.6 Frequentiemeting Voor het meten van een frequentie handelt u als volgt: 1. Zet de meetfunctieschakelaar (4) op “Hz”. 2. Steek de meetsnoeren in de COM- bus (zwart = ”-“) en in de V/Ohm- bus (rood = “+”). 3. Verbind de testpunten met het meetobject (generator of dergelijke). Let op! Overschrijd in geen geval de max. toelaatbare ingangsgroottes. Sluit geen spanningen aan groter dan max. 100 VDC resp. 125 VAC rms (rms = effectief). Bij spanningen > 25 VAC resp. 35 VDC bestaat er bij aanraking een levensgevaarlijke situatie. Schakel tijdens de meting niet over op een andere meetfunctie. De gevoelige elektronica binnenin de meter kan daardoor vernield worden, waardoor u wederom gevaar kunt lopen. 5.7 Capaciteitmeting Voor het meten van capaciteiten handelt u als volgt: 1. Ontlaad elke condensator, voor u hem met de meter verbindt. Let op! Bij het kortsluiten van condensators kunnen energierijke ontladingen plaatsvinden. Voorzichtig! Levensgevaarlijk! Raak geen condensators aan met spanningen > 25 VAC resp. 35 VDC. Voorzichtig in ruimtes waarin zich stoffen, brandbare gassen, dampen of vloeistoffen (kunnen) bevinden. ==>Gevaar voor explosies! 2. Zet de meetfunctieschakelaar (4) op “F”. De bereiken 2/ 200 nF en 2/ 200 uF staan tot uw beschikking. 3. Metingen kunnen alleen uitgevoerd worden met de meetbus op het apparaat. Let bij unipolaire condensatoren (gepoold) op de juiste polariteit.
11
5.8 Transistortest Let op! De transistorsokkel is niet beveiligd tegen overbelasting. U kunt de garantie verliezen resp. de meter beschadigen, als u uw eigen meetsokkels bouwt en deze met de meter verbindt (of wilt verbinden). V oor het meten van de versterking van een transistor handelt u als volgt: 1. Zet de meetfunctieschakelaar (4) op hfe-NPN of PNP. 2. Steek de te testen transistor in de meetsokkel. Let daarbij op de volgende punten: - let op de aansluitvolgorde van het meetobject (staat in de transistor- vergelijkings-tabel). - de hfe- meetwaarde is niet absoluut exact. Hij geeft alleen aan of de transistor werkt of niet. - De daadwerkelijke versterking van een transistor is afhankelijk van de werkstroom ervan. - Deze multimeter kan een stroom tot max. 1 mA leveren. De bij de meting vloeiende collectorstroom wordt geregistreerd en daaruit wordt de hfe- waarde berekend. - Er kunnen geen transistors gemeten worden, die in een schakeling ingebouwd zijn. - Er kunnen alleen transistors met geringe capaciteit gemeten worden, voor capaciteitstransistors als BD 244 of 2 N 3055 bijvoorbeeld is de teststroom niet voldoende. - Als de transistoraansluitingen te breed (dik) zijn, moet u niet proberen de transistor met geweld in de meetsokkel te steken, want daardoor kan de meetsokkel beschadigd worden. - De hfe- meting reageert op temperatuurschommelingen. Zodra u de transistor aanpakt en hem en in de sokkel steekt en met uw vingers opwarmt, kan de meetwaarde veranderen. - Als er een instabiele meetwaarde verschijnt, haalt u de transistor uit de sokkel en laat u hem afkoelen tot kamertemperatuur. Let op! Sluit geen spanningen aan. Het apparaat kan daardoor vernield worden. 5.10
Meten van een inductiviteit (H = Henry) Let op!
Meet geen spoelen (trafo’s, smoorspoelen, duplexspoelen enz.) die onder spanning staan. Voorzichtig! Levensgevaarlijk! Voor de inductiviteitmeting handelt u als volgt: Zet de meetfunctieschakelaar (4) in de positie “H”. Het “spoelmeetbereik” gaat van 2 mH (= milli Henry = exp. –3 = duizendste Henry) tot 20 H (= Henry). 5.11
Meten van de puls/ pauze- verhouding van TTL- niveaus (Duty Cycle) Let op! Meet geen spanningen groter dan 125 VAC.
12
Voor het meten van de puls/ pauze- verhouding van een rechthoeksignaal handelt u als volgt: Zet de meetfunctieschakelaar (4) in de positie “DUTY%”. Raak met de testpunten van de meetsnoeren de desbetreffende meetpunten van uw signaalbron (generatorschakeling of dergelijke) aan en lees de puls/ pauze- verhouding in % af. Als de %- waarde onder ca. 50% ligt (aanduiding ca. 48,78), dan wordt de pulstijd steeds kleiner, de pauzetijd steeds groter. Bij een meetwaarde boven 50% is het omgekeerd. Het frequentiebereik bij deze meting bedraagt minstens 20 Hz tot maximaal 20 kHz. De pulstijd mag niet kleiner zijn dan 10 milliseconden.
6. Onderhoud en kalibrering Om de precisie van de multimeter gedurende langere tijd te garanderen, dient deze één keer per jaar gekalibreerd te worden. Het vervangen van de zekering staat beschreven onder punt 2 (Veiligheidsaanwijzingen). Het vervangen van de batterij vindt u onder punt 4.1. Voor het schoonmaken van het apparaat resp. van het display- benster gebruikt u ee niet pluizende, antistatische droge doek. Let op! Gebruik voor het schoonmaken geen koolstofhoudende schoonmaakmiddelen of benzine, alcohol of dergelijke. Daardoor wordt het oppervlak van de behuizing aangetast. Bovendien zijn de dampen schadelijk voor de gezondheid en explosief.
7. Technische specificaties en meettoleranties 7.1 Technische specificaties Display (aanduiding) Max. meetsnelheid Max. ingangsstroom AC/ DC Werktemperatuur Opslagtemperatuur Temperatuur voor gegarandeerde precisie Batterijtype Gewicht Afmetingen (l x b x h)
: 3 ½- pos. LC-Display tot 1999, met automatische polariteitaanduiding : 2,5 metingen per seconde : 10A : 0 tot +40 °C, bij een rel. luchtvochtigheid van <75% : -20 °C tot +60 °C, bij een rel. luchtvochtigheid van 0 tot max. 80%, batterij er uitgehaald : +23 °C ±5°C, rel. luchtv. < 75% : NEDA 1604 9V of 6F22 9V : 400 g (met 9V- batterij) : 200 x 90 x 40 mm
13
7.2 Meettoleranties Aanduiding van de meettoleranties in ±(% van de aflezing + aantal digits = digitale positiefout) Gelijkspanning
Meetbereik 200 mV 2V 20 V 200 V 1000 V Wisselspanning 200 mV 2V 20 V 200 V 750 V Frequentie van de wisselspanning: 50 tot 500 Hz Capaciteit 2 nF 20 nF 200 nF 2 uF 200 uF
Precisie ±(0,5% + 1 dgt) ±(0,5% + 1 dgt) ±(0,5% + 1 dgt) ±(0,5% + 1 dgt) ±(0,5% + 1 dgt) ±(1,0% + 4 dgts) ±(1,0% + 4 dgts) ±(1,0% + 4 dgts) ±(1,0% + 4 dgts) ±(2,0% + 4 dgts)
Resolutie 100 uV 1 mV 10 mV 100 mV 1V 100 uV 1 mV 10 mV 100 mV 1V
1 pF ±(5,0% + 10 dgts) 10 pF ±(5,0% + 10 dgts) 100 pF ±(5,0% + 10 dgts) 1 nF ±(5,0% + 10 dgts) 100 nF ±(5,0% + 10 dgts) tot 100 uF ±(8,0% + 10 dgts) > 100 uF Testfrequentie: 1 kHz – 27 Hz Inductiviteit 2 mH 1 uH ±(5,0% + 20 dgts) 20 mH 10 uH ±(5,0% + 10 dgts) 200 mH 100 uH ±(5,0% + 10 dgts) 2H 1 mH ±(5,0% + 10 dgts) 20 H 10 mH ±(5,0% + 10 dgts) Testfrequentie: 1 kHz – 27 Hz Diode- test: 1 mA ± 0,6 mA, precisie ±(3,0% + 3 dgts) Spanning bij open meetcircuit: 3 VDC, meting van de doorlaatspanning Gelijkstroom 20 mA 10 uA ±(1,0% + 1 dgt) 200 mA 100 uA ±(1,0% + 1 dgt) 10 A 10 mA ±(3,0% + 1 dgt) Wisselstroom 20 mA 10 uA ±(1,5% + 4 dgts) 200 mA 100 uA ±(1,5% + 4 dgts) 10A 10 mA ±(3,5% + 4 dgts) Frequentie van de wisselstroom: 50 tot 500 Hz Weerstand 200 Ohm 0,1 Ohm ±(0,8% + 4 dgts) 2 kOhm 1 Ohm ±(0,8% + 4 dgts) 20 kOhm 10 Ohm ±(0,8% + 2 dgts) 200 kOhm 100 Ohm ±(0,8% + 2 dgts) 2000 kOhm 1 KOhm + 2 dgts) ±(0,8% 20 MOhm 10 KOhm ±(3% + 4 dgts) 2000 MOhm 1 MOhm ±[(5% - 10 dgts) +10dgts] Spanning bij open meetcircuit: in de bereiken 200 Ohm en 2000 MOhm: 3 VDC; in de overige bereiken: 0,3 VDC
14
Frequentie
2 kHz 1 Hz ±(0,1% + 1 dgt) 20 kHz 10 Hz ±(0,1% + 1 dgt) 200 kHz 100 Hz ±(0,1% + 1 dgt) 2 MHz 1 kHz ±(0,1% + 1 dgt) 15 MHz 10 kHz ±(0,1% + 1 dgt) Ingangsgevoeligheid: min. 1 Veff Puls/ pauze- verhouding (Duty Cycle): 0 tot 90%, resolutie 0,1%, precisie: ±(1% + 10 dgts), pulsbreedte min. 10 us, meting van signalen > 20 Hz/ TTL < 20 KHz/ TTL 7.3 Maximale ingangsgroottes, beveiliging tegen overbelasting Spanningsmeting
: 1000 VDC resp. 750 VAC
Stroommeting
: 10 A AC/ DC in het A- bereik 200 mA AC/ DC in het mA- bereik
Weerstandsmeting
: 2000 MOhm, overbelastingsbeveiliging 250 VDC/ AC
Frequentiemeting
: 15 MHz, daarbij max. 100 VDC resp. 125 VAC ingangsspanning
Meting van de puls/ pauzeverhouding
: 20 KHz, daarbij max. 100 VDC resp. 125 VAC
Diode-test/ doorgangstest
: Overbelastingbeveiliging 250 VDC/ AC
Capaciteitsmeting
: 200 uF
Inductiviteitmeting
: 20 H
Let op! De meetfuncties transistortest, capaciteitmeting en inductiviteitmeting zijn niet beveiligd tegen overbelasting of tegen te hoge ingangsspanning(en). Het overschrijden van de maximaal toelaatbare ingangsgroottes leidt tot beschadiging van de meter resp. tot gevaar voor het leven van de gebruiker.
15